UNDER CONSTRUCTION Naar de Azoren en weer terug
De Azoren liggen op de Mid-Atlantische Rug. De westelijke eilanden Flores en Corvo liggen aan de Amerikaanse kant, de overige
zeven eilanden aan de Europese kant. Ze bewegen dan ook uit elkaar. Verder zie je ten zuidwesten van de Britse eilanden heel duidelijk
de overgang van continentaal plat naar oceaan; de diepte gaat van een paar honderd naar een paar duizend meter!
Op de heenweg hebben we een iets zuidelijker route gevolgd dan op de terugweg.
Antwoord van de oceaan.
“Is dit nou je droom?” vraagt Huibert als we twee dagen uit Brest weg zijn. We zijn op de oceaan,
hebben 6Bf in de rug, en knallen met een rotgang naar de Azoren. De golven zijn indrukwekkend, maar of dit nou
het oceaangevoel is dat ik zoek… Aarzelend zeg ik “Jaah”, maar eigenlijk heb ik geen idee.
Dromen moeten worden beleefd!
Het plan voor deze zomer is naar de Azoren en terug in drie maanden; een maand om er te komen, een maand om
met het gezin de eilanden te verkennen, en een maand terug. Ik heb enthousiastelingen gevonden om mee te varen
op de heen- en terugreis, en het gezin vliegt in op Horta.
De kiem voor deze reis is al lang geleden gelegd toen mij opa mij het boek gaf van Herman Jansen, de eerste
Nederlander die solo rond de wereld zeilde. De titel daarvan “De horizon zeilde mee, dag na dag”
zegt eigenlijk al genoeg. Sindsdien heb ik gedroomd van het zeilen op de oceaan: het ritme van de eeuwige deining,
de volkomen leegte, en de kunst van je schikken naar wind en golven… “Naar de Azoren zeilen”
wordt vervolgens het standaard antwoord als mensen vragen naar mijn ultieme wens. De Azoren liggen op redelijke
afstand, echt in de oceaan, en zijn qua geschiedenis en variatie heel interessant om een maand rond te varen.
Drie jaar geleden raken verschillende mensen in mijn omgeving ernstig ziek en overlijden. Ik besefte dat je dingen
moet doen in plaats van blijven dromen.
Toen ik me dat écht had gerealiseerd, bleek het veel makkelijker te plannen thuis en op het werk dan ik vooraf
had gedacht (en gevreesd). Waarmee het weer op mij zelf aan kwam; ga ik dit doen? Durf ik het aan?
Het antwoord was “JA”; de boot was klaar, het verlof was geregeld, we gaan!
IJmuiden – Brest in 99 uur
Paul en John zijn bemanning voor het eerste traject
van IJmuiden naar Brest. Het is meteen een vuurproef:
de eerste nacht krijgen we 7 Beaufort op de kop. We
zitten in een zoute wasmachine. Daarna klaart het
gelukkig op en kunnen we lekker zeilen. De Glatisant
loopt als een trein: na precies 99 uur leggen we aan in Brest.
In Brest wisselt de bemanning en komt Huibert aan boord. We doen de laatste klussen aan de boot
en kopen verse waren voor twee weken. De weerkaarten geven een ideaal beeld: een langgerekt laag
ligt boven de Golf van Biskaje en het Iberisch schiereiland, terwijl een hoog zich op de oceaan
heeft genesteld. Daartussen lopen de isobaren in een rechte lijn tussen Brest en de Azoren. Ruime
wind 5-7Bf is de verwachting!
Op woensdag 9 juni maken we los. De eerste middag is het nog licht weer, maar langzaam neemt de wind
toe en bouwt de zee op. We bekijken wat er gebeurt en vragen ons af wat ons te wachten staat. Hoe
hoog worden die golven eigenlijk? Hoe zal de boot zich gedragen? Het maakt me knap onzeker, vooral
omdat ik in het volle besef ben dat je er hier he-le-maal alleen voor staat. Ik slaap wel als ik
van wacht ben, maar met de repeater met windsnelheid en bootsnelheid naast mijn kussen, en bij het
minste geluid of vreemde beweging sta ik klaarwakker naast mijn bed. ‘Is er wat?’
Snelheidsrecord
De eerste nacht hebben we 25 knopen wind in de vlagen en surfen we de golven af. De snelheid ligt tussen de 10 tot 15 knoop,
met een maximum van 16,5. We reven verder en verder, niet eens vanwege de wind, maar vooral vanwege de bloedsnelheden die we
in de surf halen (14,1 knoop was tot dan toe mijn record). De tweede nacht gaat het nog iets harder, met 7Bf. In een lange surf
tikt het log 17,1 aan. We zeilen een aantal uur met alleen een gereefde fok, zonder dat het iets lijkt te veranderen aan de snelheid.
Dagresultaat 180 mijl!
Het is angstwekkend, en tegelijk loopt het toch allemaal heel soepel. We draaien onze wachten, koken lekkere dingen, en verbazen
ons over alles wat we zien. De boot lijkt alles goed te kunnen hebben, dus na een paar dagen maken we ons niet meer zo druk wanneer
we er weer eens met 15 knoop vandoor spuiten.
De wachten hebben een vervreemdend effect op het tijdsbesef. Vier uur op, vier uur af, dag na dag; het wordt een toestand tussen waken
en slapen en we hebben het logboek nodig om te bedenken wat er wanneer gebeurde. Het gaat zo snel dat we besluiten om Santa Maria, het meest oostelijke
eiland, aan te lopen. Na 7 dagen en 7 uur maken we vast, eigenlijk veel te snel om goed te beseffen wat we hebben meegemaakt.

Meer dan Café Sport
Na een paar dagen zeilen we door naar Horta, waar Huibert vertrekt en Erna en de kinderen in komen vliegen. Met het gezin we kijken walvissen bij Pico, bezoeken vulkanen op Terceira, barbecuen op São Miguel, kortom, het is volop vakantie en we hebben een prachtige tijd. De Azoren is een heleboel meer dan Horta en Café Sport! We komen dan ook een gezin tegen dat de boot heeft laten overwinteren op Terceira, en nu voor het tweede jaar de eilanden verkent.
En na vier weken staan Joke en Jip op de kade voor de terugtocht.
Hoge druk
Die terugtocht staat in het teken van een Azoren Hoog. Lange tijd heeft de kern pal noord van de Azoren geparkeerd gelegen, maar als we weggaan is die zo vriendelijk om even naar het oosten te verschuiven. De wind is niet meer zo hard als op de heenweg, en ik moet heel erg wennen – en het went helemaal niet! – aan de veel lagere dagresultaten; 95 mijl in plaats van 180… Maar, daar krijgen we wel wat voor terug!
We zien deze reis regelmatig dolfijnen en walvissen. Soms wel twintig op een dag! Uiteindelijk ontmoeten we ook een vinvis. We zien een grote blow aan stuurboord. Snel gooien we het roer om, en na een minuut of vijf hebben we een gigantische vinvis bij de boot. De blaasgaten komen tevoorschijn, dan de rug, meer rug, nog meer rug, en na een hele tijd de kleine rugvin. Waan-zin-nig! Het grappige is dat ook vinvissen kennelijk nieuwsgierig zijn; honderd meter achter de boot draait ‘ie om en zwemt een tijdje met ons mee.
Eindelijk antwoord
Wanneer we Land’s End zijn gepasseerd verandert plotseling het golfpatroon. Het duurt even voordat ik door heb dat de golven alleen nog maar uit de richting van de wind komen, en dat de deining uit andere richting is opgehouden. We zijn van de oceaan af. Ik kijk terug op de afgelopen drie maanden en besef me dat dit inderdaad was wat ik zocht; me laten verrassen door nieuwe ervaringen en de weidsheid van de oceaan.
Mocht jij ook nog dromen hebben; gewoon doen!
Leven in de oceaan
Vooraf had ik het idee dat de oceaan een soort woestijnlandschap was; heel veel water zonder leven. Overdag leek dat ook te kloppen; het water is kraakhelder en beweegt niets. ’s Nachts echter openbaart zich een hele voedsel¬keten om de boot. Het kielzog licht op van de algen. Tussen de twee lichtende ‘vegen’ van de rompen zien we fel oplichtende speldeknoppen; kennelijk is er fytoplankton dat de algen eet. Verder drijven er wittige druiventrossen die ’s nachts in helverlichte tennisballen veranderen. Als Huibert er een paar vangt met het schepnet; blijkt het een bundeltje steeltjes met een soort schelpje erop en een waaiertje om voedsel naar binnen te wuiven. Drijvende eendemosselen, vond ik later uit (Dosima fascicularis). En ook vissen eten uiteindelijk van de fluores¬ce¬rende algen; de Gepen die we op de trampolines vinden stralen ’s nachts een bleek groenig licht uit de ogen.
Hoe leeg is de oceaan?
We zien regelmatig grote schepen en twee keer zelfs een zeiljacht. De grote schepen die we tegenkomen roep ik bijna allemaal op, maar slechts weinigen reageren. En niet één heeft ons op de radar gezien. “I’d have to adjust the radar. But I have you visual now!” Het geeft weinig vertrouwen. De Maersk Nottingham reageert pas wanneer hij zo dichtbij is dat we ‘m bij naam kunnen noemen omdat we die op de boeg kunnen lezen. Waarom heb ik eigenlijk een handmarifoon in de grabbag gedaan? Schepen horen ons niet, zien ons niet, maar varen ons wel dicht voorbij. Eén keer kruisen twee grote schepen zelfs vlak achter ons. Daardoor ‘voelt’ de oceaan niet meer leeg, hoewel we gemiddeld maar één schip per dag zien.
Afval à gogo
Het aantal walvissen is verbazingwekkend groot, en hetzelfde geldt voor de hoeveelheid afval. Het strookje water dat we goed kunnen zien rond de boot is grofweg 10 meter breed. De rest blijft verborgen achter grotere en kleinere golven. Maar in dat smalle lint zien we een plastic emmer, een restant vistuig, een dekzeil, een fles, een beker, nog een emmer, een grote houten plaat, een vierkant stuk blauw plastic, nog meer vistuig… In een boek over walvissen lezen we zelfs dat er blikjes zijn aangetroffen in de magen van potvissen.
Gelooft men nog serieus in kabouters? Want niemand anders ruimt hier de troep op!
terug