Waarom in ’s hemelsnaam een catamaran?

Hiervoor had ik een Albin Vega. Met de komst van ons derde kind werd deze boot een beetje krap. Bovendien waren vrouw en kinderen tamelijk gevoelig voor zeeziekte. En (natuurlijk) zou ik graag wat sneller zeilen.

Een vriend opperde de mogelijkheid van een catamaran.
Eerst vond ik dat bijna een oneerbaar voorstel; een beetje zeeboot moet toch ‘360° rond’ kunnen gaan? Zoals iedereen weet, is de meest stabiele positie van een catamaran op z’n kop. Bovendien hebben veel catamarans meer weg van een caravan dan van een zeilschip. Hoe moet zoiets aan de wind ooit vooruit komen?
Kortom, het idee moest een tijdje rijpen.

Tijdens de Singlehanded lag ik eens naast een cat (oerlelijk, dat dan weer wel) waarvan de ruimte onderdeks me verraste. De eigenaar vertelde me dat hij ermee naar Engeland was gezeild (“Zeker met zeer licht weer?”, dacht ik toen). Maar, het was een serieuze zeiler dus kennelijk zaten er ook positieve kanten aan een cat. Hij vertelde bovendien over allerlei plaatsen op het Wad, waar ik met 1m20 diepgang nog nooit was geweest.

Na veel gelezen en diverse mensen gesproken te hebben, ben ik serieuzer naar ontwerpen gaan kijken. Al snel bleek dat er verschillen tussen de ontwerpers en scheepstypen zijn. Van hele echte toercatamarans, met veel en hoge opbouw, tot hele lage schepen met slechts een net tussen de beide rompen. Eigenlijk net zo’n verscheidenheid als in de monohulls. Kortom, toen was het weer de vraag: wat wil je eigenlijk?

We kwamen uit op de volgende eisen:
1) zeewaardig
2) goede zeiler, ook aan de wind
3) kajuit op het brugdek, met doorloop binnendoor naar de rompen
4) er nog een beetje ‘uitzien’

Eigenlijk waren het dus maar twee eisen: zeilboot zijn, en droog tussen de twee rompen kunnen oversteken. Het laatste was vanwege het varen met kleine kinderen (de jongste was nog geen jaar toen we de Glatisant kochten).

Met deze eisen kwam de Woods Sagitta in beeld.

Hoe is het tot nu toe bevallen?

Zeer goed! Het is een echte familieboot met een zee van ruimte. Het vaart snel, er is voldoende op te trimmen, zelfs het kruisen gaat goed (al moesten we daarvan in het begin nog wel even de kneepjes leren kennen!). We hebben maar 75 cm water nodig om te varen, zodat we op het Wad overal kunnen komen. En ook op de oceaan hield ze zich prima. Hoe meer ik er op vaar, hoe minder ik de grote aversie tegen multihulls begrijp die soms lijkt te bestaan.

En met zwaar weer?

Tot nu toe was 7 Bf de hardste wind waarin ik heb gevaren met de Glatisant. Dat was tijdens de Singlehanded van 2008, kruisend op het Wad. Tussen Vlieland en Terschelling even de neus ‘naar buiten’ gestoken, het Stortemelk op. Vooral dat laatste voelde zeer vertrouwd. Het kruisen tegen 6–7 Bf betekende vooral alert zijn bij het overstag gaan, en soms reageren op de deins waarin we terecht kwamen. Maar het voelde verder veilig en OK.
En ook op de oceaan hebben we met ruime wind 7 Bf gevaren. Dat ging hard, maar bleef vertrouwd voelen.

Op de site van Woods is zijn verhaal te lezen van het verlaten van de Eclips in een zeer zware storm (zie onder 'Articles'). Vrolijk word je er niet van, maar een zekere opluchting had ik toch toen de boot later weer werd teruggevonden; drijvend met de mast rechtop. De ervaring van de Fastnetrace van 1979 bleek ook voor een catamaran op te gaan: het is het veiligst aan boord te blijven!
Het boek "Zwaar weer zeilen" van Peter Bruce geeft eveneens verschillende verhalen over catamarans die zware stormen goed doorstaan.

Meer informatie over stabiliteit is te vinden op de site van Woods (onder 'Articles'), maar ook Wharram heeft er zinnige dingen over te melden.